Vragenlijst:
Sfeer
1. Ben je tevreden over de sfeer in jouw groep?
Ja, ik ben erg tevreden.
2. Waarop baseer je dit oordeel?
Het zijn rustige kinderen. Ze zijn erg betrokken en enthousiast en dragen zorg voor elkaar en de groepsruimte.
3. Indien de groepssfeer als positief ervaren wordt, hoe houd je de sfeer in stand? Indien je de sfeer op het ogenblik niet als positief ziet, welke actie onderneem je om de sfeer te verbeteren?
Door veel te praten met kinderen. Zodra er een conflict is besteed ik veel aandacht aan het uitpraten ervan. Verder neem ik de kinderen serieus.
De klassenvergaderingen dragen ook bij aan de sfeer en houden dat in stand.
4. Welke kinderen kunnen op den duur een negatieve invloed krijgen op de sfeer in de klas?
MT, hij is een kind dat heel druk kan worden met andere drukke kinderen om zich heen. Het is belangrijk dit soort kinderen te plaatsen in een rustige omgeving of met rustige kinderen te laten samenwerken.
Relatie met de kinderen
5. Met welke kinderen heb jij een goede relatie?
Met heel veel kinderen. Eigenlijk wel met de meerderheid van de groep.
6. Met welke kinderen laat die relatie te wensen over? Waarom?
Met MT. Voor hem moet ik echt mijn best doen. Om hem ook positieve aandacht te geven. Dit probeer ik zoveel mogelijk te doen, maar toch heb ik er vaak moeite mee.
Relaties onderling
7. Welke kinderen gaan plezierig met elkaar om?
De meerderheid gaat heel plezierig met elkaar om. Het is een Jenaplanschool en er wordt veel aandacht besteed aan het omgaan met elkaar. Dit is echt te merken aan de groep.
8. Welke kinderen hebben voordurend of vaak problemen met elkaar?
Zoals ik net al zei: de klas is heel positief. Ik merk niet echt dat er problemen zijn tussen kinderen. Er zijn soms wel wat akkefietjes, maar door middel van een gesprek is dit snel weer opgelost.
Deze vraag is dus eigenlijk niet van toepassing op de klas.
9. Is er sprake van duidelijke groepsvorming in de groep? Zo ja, hoe is de relatie tussen die groepen?
Je ziet duidelijk verschil tussen jongen en meisjes. Zo spelen de meisjes met elkaar en de jongens vormen een groep. Maar verder speelt elkaar met iedereen. De laatste tijd spelen een aantal jongens en meisjes met elkaar. Ze hebben het voetballen ontdekt, dat doen ze graag met de klas.
Je ziet soms wel beste vrienden of vriendinnen, zij trekken graag met elkaar op. Maar het is niet dat ze een groep vormen met elkaar. De kinderen spelen vaak met elkaar.
10. Welke kinderen zijn duidelijk eenlingen in de groep? Hoe proberen zij in de groep te komen?
R, dit komt door zijn handicap. Hij probeert niet in de groep te komen. Hij wordt wel geaccepteerd. Hij is erg passief.
Verder is J ook een duidelijke eenling. Hij is autistisch, maar wordt wel geaccepteerd door de groep.
De groep
11. Met welke omgangsregels heeft de groep geen moeite?
Ik kan er geen een verzinnen op dit moment. Ik denk dat de kinderen geen moeite hebben met bepaalde regels. Als ze dat wel hebben, dan zetten ze dit in de agenda voor de klassenvergadering.
12. Met welke omgangsregels heeft de groep juist wel moeite?
Hetzelfde geldt voor deze vraag. Op dit moment kan ik geen omgangregel verzinnen waar de kinderen moeite mee hebben.
13. Hoe is de groep als jij er niet bent?
Ik denk dat de groep hetzelfde is. De kinderen weten wat ze moeten doen als ik even met iets anders bezig ben of even de klas uit ben. Als jij voor de klas staat is de klas ook hetzelfde. Aan de overdracht met mijn collega te merken, is ook hier de klas niet anders dan normaal.
14. Hoe gaat de groep met elkaar om in de pauze?
De groep gaat goed met elkaar om in de pauze. Ze spelen leuk met elkaar buiten. Ze voetballen. Ze vinden wel dat ze te weinig speelmateriaal hebben, maar dat lossen ze goed op. Ze hebben hun vaste spelletjes en dat wisselt met het seizoen.
15. Hoeveel tijd besteed je ongeveer in 1 week aan sociaal-emotionele activiteiten?
Eigenlijk gedurende de hele week in kleine gesprekjes.
16. Zijn de activiteiten van tevoren gepland of ontstaan die spontaan naar aanleiding van gebeurtenissen of incidenten in de klas?
Ik geef kanjerlessen een keer in de twee weken. Dit doe ik aan de hand van de map met de kanjerlessen. Verder zijn er ook spontane gesprekken naar aanleiding van gebeurtenissen of incidenten in de klas of binnen de school. Dit gebeurt, zoals ik net al zei, meerdere keren per week.
Algemene leerprestaties
17. Hoeveel kinderen zitten er in de klas?
Er zitten 22 kinderen in de klas. Groep 6/7/8.
18. Hoe is het algemene ontwikkelingsniveau in de groep?
Het algemene ontwikkelingsniveau ligt boven het gemiddelde.
19. Hoeveel kinderen presteren beduidend boven dat niveau?
Ongeveer 5 kinderen.
20. Hoeveel kinderen presteren beduidend onder dat niveau?
Ongeveer 5 kinderen.
21. Hoe is daarbij de verhouding tussen de prestaties bij begrijpend lezen, spelling en rekenen?
Rekenen is altijd met CITO goede uitslagen (redelijk). Spelling scoort zwak, dat heeft te maken met de huidige methode. Begrijpend lezen is voldoende.
Organisatie
22. Zijn de kinderen in staat tot zelfstandig werken? Ben je daar tevreden over?
Ja heel goed. Ik ben er heel erg tevreden over.
23. Ben jij in staat de zwakkere leerlingen tijdens het zelfstanding werken adequaat te begeleiden? Hoe is die hulp georganiseerd?
In kleine instructie groepjes. Jenaplan houdt ook hulp in kleine groepjes in. Wij als school bieden hulp in gedifferentieerd werken.
24. Zijn er al kinderen in de groep met een eigen leerlijn? Hoe worden die begeleid? Is die begeleiding voldoende in jouw ogen?
De kinderen met een rugzakje. Zo zijn er kinderen die een groep lager rekenen en spelling krijgen. Daarnaast zijn er kinderen met extra hulp voor spelling. Ze werken met ralfi lezen of met extra hulp op de computer met rekenen. En de kinderen met een rugzakje die maken weer minder taken.
25. Hoe worden de leerlingen die erg snel zijn en erg goed presteren opgevangen? Zijn jij en de kinderen daar tevreden over?
De kinderen die met rekenen snel klaar zijn,, maken maar de helft van de leerstof. Met toetsen doen ze wel mee. Daarnaast maken de kinderen verrijkende lesstof. Ze werken daarbij samen. Groep 8 Mei Li en Floortje maken de helft van de leerstof en doen daarnaast verrijking. Ze hebben ook wiskunde les.
Groep 7 Jochem en Jort maken plustaak rekenen als de rest van de kinderen bezig zijn met les 5 en les 10 uit het rekenboek.
Groep 6 is nog niet georganiseerd. Niels doet wel mee met wiskunde en ik wil dat hij ook de helft van het rekenen gaat maken. Maar tot nu toe voldoet het programma voor groep 6 nog niet helemaal aan de gestelde eisen. We maken nog veel fouten.
Maar ik ben wel tevreden over hoe de kinderen die goed en snel presteren worden opgevangen.
Overzicht specifieke behoeften
26. Welke leerlingen in de groep hebben specifieke behoeften? Op welke gebieden? (leerprestatie, gedrag, werkhouding)
De kinderen met een rugzakje. Bijvoorbeeld Jeremy, hij is autistisch en vermoedelijk dyslectisch. Hij wordt geholpen bij de planning van zijn werk. Nathan is erg dyslectisch en heeft een erge vorm van ADHD. Hij wordt ook geholpen bij de planning en heeft spelling RT.
Individuele leerprestaties
27. Op welke leerstof gebieden hebben die kinderen behoeften aan een specifieke aanpak?
Zie vraag 26.
28. Is er bij sommige leerlingen een duidelijk verschil in klassenprestaties en de scores op de screeningsonderzoeken (leerlingvolgsysteem)? Heb jij daar een verklaring voor?
Het is een kwestie van intelligentie. Ook de thuisomstandigheden zijn erg cruciaal op zo’n moment. Geen enkel kind is hetzelfde. Elk kind zit op een ander niveau.
29. Zijn de zwakkere leerlingen nog gemakkelijk door jou te motiveren? (Per kind nalopen)
Ja, ze hebben in deze groep eigenlijk weinig vergelijkingsmateriaal. Er is geen competitiegedrag, waardoor het voor hun ook interessant is. Het wordt niet gemeten met andere leerlingen. De zwakkere leerlingen hebben dit niet door.
30. Hoe ervaren die leerlingen hun leerproblemen?
Anders zijn dat kan en mag. Het is een geaccepteerd gegeven dat het ene kind goed is in rekenen en de ander goed is in spelling. En omgekeerd geldt dat ook. Ze accepteren dit van zichzelf en van de ander. Het besteed je als leerkracht aandacht aan dat het mag en kan.
31. Heb jij voldoende en adequate hulpmaterialen voor handen om deze kinderen goed te kunnen helpen?
Ja.
Gedrag en werkhouding
32. Welke aanpak heb je voor leerlingen met gedrags/werkhoudingsproblemen?
Veel werken met Roos, de begeleidster. Zij maken duidelijke afspraken met controle.
33. Ben je tevreden over die aanpak?
Ja, het loopt goed. Ik ben er tevreden over en heb nog geen problemen ervaren.
Ouders
34. Hoe ervaren de ouders van leerlingen met specifieke behoeften de problemen van hun kind op school?
De ouders worden goed geholpen. Ze zijn tevreden over de hulp die geboden word. De ouders worden door de school betrokken bij de ontwikkeling van hun kinderen.
Leerlingen met specifieke behoeften
35. Wie van die kinderen ervaar je als erg zwaar?
Geen enkele leerlingen.
36. Kun je in het kort omschrijven wat het probleem is?
NVT
37. Is er voor die leerlingen een adequaat handelingsplan voor in de klas aanwezig? Zo ja, hoe ziet dat handelingsplan eruit? Zo nee, waarom niet?
NVT
38. Komt jouw lesgeven of lesplezier door die leerlingen onder druk te staan?
NVT
39. Ervaar je het aantal leerlingen met specifieke behoeften in de klas als te zwaar om adequaat les te geven?
NVT
40. Vind je wel dat die kinderen op jouw school of in jouw klas thuis horen?
Alle kinderen die op dit moment in mijn klas zitten horen thuis in mijn klas. Er is een prettige sfeer. Door deze verschillende kinderen in een klas te hebben, wordt alles bijzonder. Ze vormen een klas.
De intern begeleider
41. Welke taak/ rol heeft de IB-er hier op school?
- De IB-er coördineert de zorg op school en begeleidt en coacht de leerkrachten.
- De IB-er geeft adviezen.
- De IB-er helpt bij het opstellen van een plan.
- De IB-er zit eventueel bij een gesprek met ouders.
- De IB-er evalueert het groepsplan aan het eind van de periode
- De IB-er stelt richtlijnen op.
42. Voel je je als groepsleerkracht voldoende ondersteund?
Ja, ik voel me voldoende ondersteund.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten